Lokale heffingen

Beleid

Terug naar navigatie - Beleid

Bij het heffen en invorderen van belastingen zijn we onder meer gebonden aan:

  • de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR);
  • de Algemene wet bestuursrecht (Awb), (inclusief de algemene beginselen van behoorlijk bestuur);
  • de Invorderingswet 1990;
  • de Gemeentewet;
  • diverse uitvoeringsbesluiten.

De wet geeft duidelijke kaders aan voor de heffing, invordering en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Het maken van uitzonderingen op wettelijke regels is niet toegestaan. Dit om rechtsongelijkheid voor de inwoners te voorkomen.

Het tarievenbeleid is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • Geen algemene lastenstijging. De gemiddelde lasten voor de inwoners mogen niet meer toenemen dan de inflatiecorrectie. Lastenverzwaring voor inwoners blijft achterwege en indien enigszins mogelijk zullen we gemeentelijke belastingen, tarieven, heffingen en/of leges verlagen;
  • Streven naar kostendekkendheid in de tariefstelling voor leges en retributies;
  • Het profijtbeginsel bij de overige heffingen hanteren.

In overeenstemming met deze beleidsuitgangspunten stellen wij voor de tarieven voor 2020 als volgt aan te passen:

  • Voor de OZB stellen wij voor om rekening te houden met de WOZ-waardeontwikkeling en de tarieven met de inflatiecorrectie van 2,5% te verhogen; *)
  • Leges en tarieven in de tarieventabel worden verhoogd met de inflatiecorrectie van 2,5%;
  • Het vastrecht afvalstoffenheffing voor 2020 is geïndexeerd op basis van loonindex 2,7%. De ledigingstarieven voor zowel gft- als restafval gaan omhoog met respectievelijk 50% en 20%.
  • Het tarief voor de rioolheffing wordt met 6,88% verlaagd naar € 1,49 per kubieke meter water.

*) De raad heeft met amendement 1 de inflatiecorrectie bij de OZB teruggedraaid. 

Onroerendezaakbelastingen (OZB)

Terug naar navigatie - Onroerendezaakbelastingen (OZB)

We heffen op grond van artikel 220 van de Gemeentewet twee directe belastingen op de onroerende zaken die binnen de gemeente liggen, de zogenaamde onroerendezaakbelastingen:

  • Een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikt;
  • Een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

De hoogte van de OZB is afgeleid van de WOZ-waarde (een percentage). Jaarlijks worden nieuwe WOZ-waarden vastgesteld. De aanslagen zijn gebaseerd op de WOZ-waarden met een waardepeildatum die 1 jaar voorafgaand aan het belastingjaar ligt. Er is geen wettelijk maximum gesteld aan de jaarlijkse stijging van de OZB-tarieven. 

De tarieven voor 2020 zijn bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de nieuwe WOZ-waarden zodat er sprake is van een gelijkblijvend niveau van de opbrengst onroerendezaakbelastingen, exclusief de areaaluitbreiding en de tariefaanpassing. Het voorstel voor vaststelling van de tarieven wordt tegelijk met de begroting aangeboden aan de raad.

De inschatting van de totale WOZ-waarde voor 2020 (voorlopige stand per 1 september 2019) ten opzichte van de werkelijke WOZ-waarde over 2019 is als volgt:

Omschrijving 2020 2021
Totale waarde woningen 3.519.500.000 3.776.000.000
Totale waarde niet-woningen 355.000.000 355.000.000

De belastingcapaciteit heeft een relatie met de inkomsten die een gemeente ontvangt via het gemeentefonds. Hoeveel geld een individuele gemeente uit het gemeentefonds krijgt, hangt namelijk af van de kenmerken en de belastingcapaciteit van de gemeente. De belastingcapaciteit geeft aan hoeveel belasting een gemeente jaarlijks kan innen. Het aandeel van een gemeente in het gemeentefonds is kleiner naarmate het vermogen om belastingen te heffen groter is. Het gaat hier om de WOZ-waarde van onroerende zaken in de gemeente, berekend tegen een voor alle gemeenten gelijk tarief. 

In onderstaande tabel geven we de korting op het gemeentefonds weer ten opzichte van werkelijke opbrengst. We doen dit op basis van de waarde 1-1-2019 omdat deze waarde de laatst vastgestelde waarde is.

Belastingsoort Waarde Ons tarief Opbrengst Kortingstarief Korting Saldo
OZB eigenaren woningen 3.519.500.000 0,1332% 4.687.974 0,07512% 2.643.848 2.044.126
OZB gebruikers niet-woningen 333.000.000 0,1826% 608.058 0,08890% 296.037 312.021
OZB eigenaren niet-woningen 355.000.000 0,2274% 807.270 0,11032% 391.636 415.634
6.103.302 3.331.521 2.771.781

De ramingen voor de baten OZB 2020 zijn als volgt:

Omschrijving 2021
Eigenaren woning 4.830.900
Eigenaren niet-woning 800.000
Gebruikers niet-woning 527.000

Afvalstoffenheffing / reinigingsrechten

Terug naar navigatie - Afvalstoffenheffing / reinigingsrechten

De gemeente is verplicht huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten wordt afvalstoffenheffing geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel waarvoor de gemeente verplicht is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. De tarieven van de afvalstoffenheffing zijn verdeeld in twee componenten:
1. een vast deel: hiertoe behoren kosten die niet in de invloedssfeer liggen van de individuele inwoners zoals de kosten van de milieustraat, glas-, papier- en plasticinzameling;
2. een variabel deel: het gaat hier om het zogenaamd “de vervuiler betaalt” principe; hoe vaker iemand zijn rest- en gft-afval aanbiedt, hoe hoger de kosten voor deze aanbieder zijn.

Reinigingsrechten worden geheven van niet-woningen (bedrijven) die hebben aangegeven gebruik te maken van de inzameldienst voor huishoudelijke afvalstoffen. Het betreft hier geen bedrijfsafval.

De tarieven van de afvalstoffenheffing worden bepaald waarbij de geraamde kosten niet boven de geraamde baten uitkomen. Bij het bepalen van de geraamde kosten wordt de volledige BTW over deze kosten meegenomen (artikel 229b van de Gemeentewet). We streven er kort gezegd naar dat de kosten voor 100% worden gedekt door de opbrengsten uit de heffingen.

Voor 2020 zal de afvalstoffenheffing omhoog gaan. Een aantal factoren vormt de oorzaak van de stijging:

  1. Vanuit het rijk opgelegde afvalstoffenbelasting op het te verbranden afval;

  2. Verdere verlaging van de vergoeding door Nedvang voor de afvalstromen PMD;

  3. Stijging van verwerkingstarieven van veel afvalstromen zoals hout, puin, matrassen, grond etc. 

Voor 2020 zijn de volgende beleidskeuzes gemaakt:

  1. Extra invulling geven aan het principe “de vervuiler betaalt” en goed scheiden aan de bron wordt beloond;
  2. Vast tarief is alleen geïndexeerd op basis van loonindex 2,7%;
  3. Aantal ledigingen van GFT is aangepast. Dit houdt in dat gedurende de zomermaanden de wekelijkse lediging van de gft-container wordt gehalveerd naar twee-wekelijkse lediging. De winterlediging van 1 per 4 weken blijft gehandhaafd. In totaal zijn het 6 inzamelrondes minder, wat een besparing van ongeveer € 20.000,- betekent. Deze besparing is meegenomen in de tarievenbepaling. Reden voor frequentieverlaging is het uitblijven van extra aanbiedingen gft gedurende de zomermaanden;
  4. Lichte verhoging van de poorttarieven milieustraat. De tarieven gaan integraal 10% omhoog. Tevens is er gekozen voor verdere differentiatie van tarieven voor bepaalde afvalstromen zoals hout, puin, matrassen etc. De overall verhoging van 10% geeft extra opbrengsten aan de poort van € 9.000,-. Deze zijn meegenomen in de tarievenbepaling.
  5. De ledigingstarieven verhogen en niet het tarief voor vastrecht.

Kortom, het vastrecht afvalstoffenheffing voor 2020 is alleen geïndexeerd op basis van loonindex 2,7%. De ledigingstarieven voor zowel gft- als restafval gaan omhoog met respectievelijk 50% en 20%. De wekelijkse lediging van de gft-container gedurende zomermaanden wordt teruggebracht naar 1x per 2 weken. De poorttarieven milieustraat worden aangepast op basis van 10% stijging.  

Rioolheffing

Terug naar navigatie - Rioolheffing

Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet wordt rioolheffing geheven. De rioolheffing wordt opgelegd aan de gebruiker van een perceel waar afvalwater direct of indirect via de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
De tarieven van de rioolheffing worden zodanig vastgesteld dat de geraamde kosten niet boven de geraamde baten uitkomen. Bij het bepalen van de geraamde kosten mag ook de BTW over deze kosten meegenomen worden (artikel 229b van de Gemeentewet). We streven er kort gezegd naar dat de kosten voor 100% worden gedekt door de opbrengsten uit de heffingen.
Het tarief voor de rioolheffing is gebaseerd op het verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan 2019–2023 (vGRP). 

De heffing en invordering loopt via Brabant Water. Hiervoor is eind 2016 een meerjarencontract afgesloten.

Kostendekkendheid afvalstoffenheffing en rioolheffing

Terug naar navigatie - Kostendekkendheid afvalstoffenheffing en rioolheffing

Op grond van het BBV zijn gemeenten verplicht de berekening van tarieven van heffingen inzichtelijk te maken. De tarieven en heffingen mogen hoogstens kostendekkend zijn. De geraamde baten mogen niet hoger zijn dan de geraamde lasten (artikel 229b Gemeentewet).
Onderstaande overzichten geven aan dat afval en riolering 100% kostendekkend zijn:

Dekkendheid afvalstoffenheffing 2020
Afval taakveld 7.3
Lasten milieustraat 513.669
Lasten overige afvalstromen 1.419.553
Kapitaallasten 65.471
Mutatie voorziening* 27.765
Totaal kosten afval taakveld 7.3 2.026.458
Toerekenbare kosten vanuit andere taakvelden
Overhead taakveld 0.4 193.372
Kwijtschelding taakveld 6.3 71.777
Straatreiniging taakveld 2.1 151.394
BTW taakveld 0.11** 334.329
Totaal toerekenbaar 750.872
Totaal lasten 2.777.330
Baten afvalstoffenheffing taakveld 7.3 2.054.120
Baten milieustraat 100.100
Baten overige afvalstromen 623.110
Baten totaal 2.777.330
Dekkendheidpercentage afval 100%

*De geraamde stand van de voorziening afval bedraagt per 1-1-2021 € 313.000,-.

** De omzetbelasting rekenen we conform artikel 229B van de gemeentewet toe. Deze toerekening is het gevolg van de invoering van het BTW-compensatiefonds in 2003. Vanaf dat moment werd de BTW compenseerbaar en werd tegelijkertijd een uitname uit het gemeentefonds gedaan.

Dekkendheid rioolheffing 2021
Riolering taakveld 7.2
Beheer en onderhoud riolering 779.560
Kapitaallasten 371.600
Mutatie voorziening* -159.723
Totaal kosten riolering taakveld 7.2 991.437
Toerekenbare kosten vanuit andere taakvelden
Overhead taakveld 0.4 169.169
Kwijtschelding taakveld 6.3 60.000
Straatreiniging taakveld 2.1 278.393
Watertaken taakveld 5.7 124.229
BTW taakveld 0.11** 314.000
Totaal toerekenbaar 945.791
Totaal lasten 1.937.228
Opbrengst rioolheffing taakveld 7.2*** 1.937.228
Baten totaal 1.937.228
Dekkendheidpercentage riool 100%

* De geraamde stand van de voorziening riolering bedraagt per 1-1-2021 € 3.735.183,-.

** De omzetbelasting rekenen we conform artikel 229B van de gemeentewet toe. Deze toerekening is het gevolg van de invoering van het BTW-compensatiefonds in 2003. Vanaf dat moment werd de BTW compenseerbaar en werd tegelijkertijd een uitname uit het gemeentefonds gedaan.

*** De opbrengsten zijn gebaseerd op een tarief per m³ water. Het verwachte waterverbruik is gebaseerd op het gemiddelde verbruik van de afgelopen 5 jaren.

Leges

Terug naar navigatie - Leges

Wanneer de gemeente een bepaalde dienst levert, kunnen daarvoor leges worden geheven. De tarieven worden jaarlijks vastgesteld in de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening. Net als riool- en afvalstoffenheffing moeten de tarieven dusdanig worden vastgesteld dat de geraamde baten niet boven de geraamde lasten uitkomen. Bij de vaststelling van een aantal tarieven, zoals voor reisdocumenten, moet rekening gehouden worden met van rijkswege gestelde maximumtarieven.

De verschillende leges die worden geheven, worden in principe jaarlijks verhoogd met de daarvoor geldende inflatiecorrectie, met uitzondering van de leges/tarieven die zijn vastgesteld door het Rijk en in MRE-verband.

Kostendekkendheid leges

Op grond van het BBV moeten gemeenten inzichtelijk maken dat de tarieven en heffingen hoogstens kostendekkend zijn.
Per hoofdstuk van de legesverordening 2020 is hieronder de kostendekkendheid weergegeven op basis van de geraamde baten en lasten. Alleen hoofdstukken vanuit de modelverordening die zijn opgenomen in de legesverordening van Nuenen zijn opgenomen. Per titel in de legesverordening wordt gestreefd naar maximale kostendekkendheid, ondanks dat jurisprudentie de legesverordening als één geheel ziet en dus de legesverordening als geheel maximaal kostendekkend mag zijn. Tussen afzonderlijke hoofdstukken binnen een titel mag kruissubsidiëring worden toegepast. Opbrengsten uit leges van een bepaald hoofdstuk mogen kosten binnen een ander hoofdstuk compenseren.

Onderstaande overzichten geven aan dat de leges hoogstens kostendekkend zijn.
De lasten zijn uitgesplitst in salaris, overhead en directe lasten. Hierbij is rekening gehouden met jurisprudentie over hetgeen wel en niet aan de leges mag worden toegerekend.
De salaris- en overheadlasten in titel 1 zijn toegerekend vanuit het taakveld 0.2 Burgerzaken. Op basis van de toegerekende salarislasten is het opslagpercentage voor de overhead bepaald.

 

Baten Salaris Overhead Lasten Percentage
Titel 1 Algemene Dienstverlening
Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand -36.000 34.038 32.782 1.124 53%
Hoofdstuk 2 Reisdocumenten -169.017 90.769 87.420 29.668 81%
Hoofdstuk 3 Rijbewijzen -107.000 71.859 69.207 45.000 58%
Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Basisregistratie personen -9.750 34.038 32.782 1.800 14%
Hoofdstuk 7 Bestuursstukken               -              -               -            -
Hoofdstuk 8 Vastgoedinformatie               - 7.564 7.285            - 0%
Hoofdstuk 9 Overige publiekszaken -12.750 37.821 36.425 900 17%
Hoofdstuk 10 Gemeentearchief               - 7.564 7.285            - 0%
Hoofdstuk 11 Huisvestingswet               -              -               -            -
Hoofdstuk 12 Leegstandswet               - 7.564 7.285            - 0%
Hoofdstuk 16 Kansspelen               - 11.346 10.927            - 0%
Hoofdstuk 17 Telecommunicatie -12.500 7.564 7.285            - 84%
Hoofdstuk 18 Verkeer en vervoer -688 11.346 10.927 3%
Hoofdstuk 19 Kinderopvang               - 7.564 7.285            - 0%
Hoofdstuk 20 Diversen -2.750 22.692 21.855            - 6%
Totaal titel 1 -350.455 351.731 338.752 78.492 46%

De salaris- en overheadlasten in titel 2 zijn (voornamelijk) toegerekend vanuit het taakveld 8.3 Wonen en Bouwen, waaronder de bouwvergunningen vallen. Ook hier is op basis van de toegerekende salarislasten de overhead bepaald. De baten en lasten binnen titel 2 van de legesverordening hebben voornamelijk betrekking op hoofdstuk 2 en 3, vandaar is vanwege de samenhang besloten alle lasten toe te rekenen aan hoofdstuk 3 binnen titel 2 en is dit niet verder uitgesplitst.

Baten Salaris Overhead Lasten Percentage
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving / omgevingsvergunningen
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen                -            -
Hoofdstuk 2 Principeverzoek / vooroverleg / beoordeling conceptaanvraag               -            -
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning -780.875 365.876 352.375 201.549 85%
Hoofdstuk 4 Vermindering               -            -
Hoofdstuk 5 Teruggaaf               -            -
Hoofdstuk 6 Intrekking omgevingsvergunning               -            -
Hoofdstuk 7 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project               -            -
Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten      -1.500            -
Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking               -            -
Hoofdstuk 11 Gefaseerde bouwvergunning, tweede fase               -            -
Totaal titel 2 -782.375 365.876 352.375 201.549 85%

De salaris- en overheadlasten in titel 3 zijn voornamelijk toegerekend vanuit het taakveld 0.2 Burgerzaken. 

Baten Salaris Overhead Lasten Percentage
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn
Hoofdstuk 1 Horeca -8.250 7.564 7.285                - 56%
Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten -688 11.346 10.927                - 3%
Hoofdstuk 3 Seksbedrijven                -                -                -                -
Hoofdstuk 5 Marktstandplaatsen                - 3.782 3.642                - 0%
Hoofdstuk 6 Winkeltijdenwet -5.500 3.782 3.642                - 74%
Hoofdstuk 7 ln deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking                -                -                -                -
Totaal titel 3 -14.438 26.474 25.497                - 28%

Overige belastingen

Terug naar navigatie - Overige belastingen

Baatbelasting

Als de gemeente voorzieningen gaat aanleggen waar maar een deel van de inwoners (bijzonder) bij gebaat is kan de gemeente hen een baatbelasting opleggen. De belasting wordt ineens dan wel jaarlijks geheven gedurende maximaal 30 achtereenvolgende jaren. Momenteel is nog maar één baatbelasting van kracht. De betreffende voorziening is de aanleg van de rotonde op de Europalaan (“industrieterrein Berkenbos”).

Toeristenbelasting

Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet wordt toeristenbelasting geheven van diegene die mensen tegen vergoeding laat overnachten onder andere in hotels, pensions, vakantieonderkomens en op vaste standplaatsen. Het geldt alleen als de persoon die hier verblijft geen inwoner van de gemeente is.

Vermakelijkhedenretributie

Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet wordt vermakelijkhedenretributie geheven bij de organisatoren van evenementen waarbij entree wordt geheven. Deze retributie wordt pas geheven als meer dan 2.000 betalende bezoekers het evenement hebben bezocht. Er wordt alleen geheven als er gebruik wordt gemaakt van voorzieningen die door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand zijn gebracht. De tarieven voor 2020 blijven gelijk aan die van 2019.

Marktgelden

Marktgelden worden geheven van degene die een standplaats inneemt (of van degene aan wie een standplaats is toegewezen) op de wekelijkse warenmarkt. Marktgelden zijn afhankelijk van het aantal strekkende meters frontlengte van de standplaats.

Reclamebelasting

Reclamebelasting wordt geheven in het vastgestelde centrumgebied ten behoeve van de voeding van het ondernemersfonds. Het tarief voor 2020 blijft gelijk aan het tarief van 2019.

Kwijtscheldingsbeleid

Terug naar navigatie - Kwijtscheldingsbeleid

De kwijtscheldingsregels zijn vastgelegd in de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. De gemeente heeft, als gevolg van artikel 255 van de Gemeentewet, slechts op 2 onderdelen beleidsvrijheid:

  • de raad kan bepalen dat er helemaal geen dan wel gedeeltelijke kwijtschelding wordt verleend;
  • de raad kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de kosten van bestaan in aanmerking worden genomen die er toe leiden dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.

Op grond van het laatste onderdeel heeft de gemeente gekozen voor het voor 100% meenemen van de kosten van bestaan. Het bestaande beleid wordt hiermee voortgezet. Kwijtschelding kan worden aangevraagd voor de volgende heffingen:

  • onroerendezaakbelastingen;
  • afvalstoffenheffing;
  • rioolheffing.

Overzicht tarieven

Terug naar navigatie - Overzicht tarieven
2019 2020 2021
OZB Eigenaar Woning 0,1412% 0,1332% 0,1284%
OZB Eigenaar Niet-woning 0,2297% 0,2274% 0,2324%
OZB Gebruiker Niet-woning 0,1844% 0,1826% 0,1866%
Afvalstoffenheffing vastrecht (per jaar) 107,40 109,92 153,60
Afvalstoffenheffing 25 liter gft-afval 0,00 0,00 0,00
Afvalstoffenheffing 80, 140 of 240 liter gft-afval 1,00 1,50 2,00
Afvalstoffenheffing 25 liter restafval 1,85 2,25 2,25
Afvalstoffenheffing 80 liter restafval 6,05 7,25 7,25
Afvalstoffenheffing 140 liter restafval 10,85 13,00 13,00
Afvalstoffenheffing 240 liter restafval 18,10 21,75 21,75
Afvalstoffenheffing 30 liter ondergronds - 1,35 1,60
Afvalstoffenheffing 60 liter ondergronds 2,30 2,75 3,25
Rioolheffing (per m³ water) 1,60 1,49 1,39

(*) Met amendement 1 zijn de tarieven verlaagd naar:

OZB eigenaar woning              0,1332%
OZB eigenaar niet-woning    0,2274%
OZB gebruiker niet-woning 0,1826%

Vergelijking buurgemeenten

In onderstaande tabel worden de eenheden gebruikt die het COELO toepast voor het bepalen van de woonlasten. Onderstaande tabel geeft inzicht in de gegevens over 2019 (afgerond op hele euro's).

Son en Breugel Nuenen Eindhoven Best Geldrop-Mierlo
OZB eigenaren woning 0,0894% 0,1412% 0,1247% 0,0941% 0,0781%
OZB eigenaren niet-woning 0,1506% 0,2297% 0,2922% 0,1716% 0,1540%
OZB gebruikers niet-woningen 0,1346% 0,1844% 0,2269% 0,1369% 0,1251%
Afvalstoffenheffing *) (meerpers.huishouden) 194 309 276 238 300
Rioolheffing (gebruiker) 153 219 199 169 181

*): Diftar gemeenten worden door het COELO berekend op basis van vastrecht plus een gemiddeld aantal ledigingen (18 maal een grijze container van 140 liter en 7 maal een groene container van 140 liter). De aantallen van het COELO zijn gebaseerd op een landelijk gemiddelde. In de meeste diftar gemeenten is het gemiddelde aantal ledigingen vaak lager. Bij de tabel hieronder, Ontwikkeling lokale lastendruk, gaan we uit van het gemiddelde aantal ledigingen in Nuenen.

Ontwikkeling lokale lastendruk

2019 2020 2021
WOZ-waarde 314.000 331.000 351.000
Wijziging WOZ-waarde 6,08% 5,41% 6,04%
OZB 443,- 441,- 451,-
Afvalstoffenheffing #) 201,- 224,- 272,-
Rioolheffing ##) 219,- 204,- 190,-
Totaal 863,- 869,- 913,-
Lastenontwikkeling 0,7% 5,1%

(*) Met amendement 1 is de OZB-verhoging teruggedraaid en is het gemiddelde OZB-bedrag gelijk aan voorgaande jaren: € 443,-.
     Het totale bedrag aan lokale lasten € 871,- en de lastenontwikkeling 0,9%.

#)  Uitgangspunt hierbij is het gemiddeld aantal ledigingen restafvalcontainers (8) en gft-afvalcontainers (7) in Nuenen, herrekend naar alsof er alléén 140-liter containers zijn.
##) Uitgangspunt hierbij is het gemiddelde waterverbruik per huishouden van 137m³.