We willen een reële en structureel sluitende meerjarenbegroting, waardoor we onze hoge kapitaallasten aan kunnen. Op de planning staan grote investeringsprojecten, zoals Bundelroutes, transformatie van het Klooster, de Kloostertuin, renovatie van de Hongerman, Sinti's, aanpassing van MFA D'n Heuvel, uitbreiding van Het Mooiste Blauw en de Wereld van Van Gogh. Daarbij kent onze gemeente al een grote leningenportefeuille en leggen de wettelijke taken, reguliere werkzaamheden en opgaven/projecten waarover in het verleden besluiten zijn genomen, een beslag op de beschikbare middelen. Voor ons voldoende reden om in deze begroting een pas op de plaats te maken, terughoudend te zijn met nieuw beleid en nieuwe investeringen en te zoeken naar mogelijkheden om onze financiële positie te versterken. Voor incidentele kosten is nog wel enige ruimte. Naast middelen voor bestaand beleid en autonome ontwikkelingen vragen we alleen aanvullend budget voor de thema's opgenomen in de raadsagenda en het coalitieprogramma.
In deze begroting is verder rekening gehouden met:
- onzekerheid rondom de hoogte van de rijksbijdrage vanaf 2026 (zie voor nadere toelichting Rijksbijdrage)
- de sterk stijgende bouwkosten
- hoge inflatie
- rentestijging langlopende leningen
- fluctuaties in kapitaallasten
Hiervoor zijn al hogere kosten opgenomen. Daarnaast is een hoge stelpost inflatie opgenomen. Ook onze inwoners en verenigingen worden met deze stijgende kosten voor onder meer energie geconfronteerd. Vanuit het Rijk worden daarom diverse maatregelen genomen en gelden via de gemeenten beschikbaar gesteld om de lasten enigszins te verlichten. Mochten er ondanks dat toch nog grote problemen bij inwoners ontstaan, dan zou een beroep op ons noodfonds gedaan kunnen worden. Voor verenigingen is een klein noodfonds ingericht ten behoeve van (sport)verenigingen die door de gestegen energiekosten dreigen om te vallen.
Voor de jaren 2023, 2024 en 2025 verwachten we een positief begrotingssaldo. Daarom stellen wij de raad voor tussen 2023 en 2025 een buffer op te bouwen door een groot deel van dit verwachte positieve begrotingssaldo (zijnde 75%) nu al te storten in de algemene reserve, zodat er in de toekomst financiële armslag blijft. Deze werkwijze wordt eerst bij de begrotingsbehandeling ter besluitvorming aan de raad voorgelegd.
De afgelopen jaren hebben ons geleerd dat ontwikkelingen snel plaats kunnen vinden. De wereld van vandaag kan bij wijze van spreken overmorgen zo maar anders zijn. De begroting is gebaseerd op huidige inzichten en op basis daarvan hebben we prognoses gemaakt en baten en lasten geraamd. De tijd zal leren of onze verwachtingen, prognoses en ramingen ook daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. In de tussentijdse rapportages en de jaarrekening kijken wij periodiek terug naar wat zich daadwerkelijk heeft voorgedaan en mogelijk dat dit in de toekomst leidt tot bijstellingen.
Raadsagenda en coalitieprogramma
De nieuwe raad heeft gezamenlijk de raadsagenda 2022 – 2026 op- en vastgesteld. Vervolgens is deze raadsagenda door de coalitiepartijen W70, Groen Links-PvdA en D66 uitgewerkt en aangevuld in het coalitieprogramma Samen Werken aan Nuenen. Alle raadsfracties hebben op 16 juni 2022 ingestemd met de raadsagenda en het coalitieprogramma.
In de raadsagenda en aanvullend in het coalitieprogramma zijn de volgende thema’s opgenomen. Hoe we aan deze thema's uitvoering willen geven, is op hoofdlijnen opgenomen in deze begroting. In onderstaand overzicht is daarom aangegeven in welk programma een thema is terug te vinden.
Rijksbijdrage
De algemene uitkering gemeentefonds laat voor de jaren 2022 tot en met 2025 een forse verhoging zien. Vanaf 2026 is erg onzeker wat structureel beschikbaar is. Dit geldt niet alleen voor de gemeente Nuenen, maar voor alle Nederlandse gemeenten. Op basis van wat we nu weten, gaan wij uit van fors lagere rijksbijdragen. Dit heeft invloed op deze begroting, met name op het begrotingsjaar 2026. De volgende factoren spelen daarbij een rol.
Herijking van het gemeentefonds
Vanaf 2023 krijgen we te maken met een herijking van het gemeentefonds. Dit betekent voor onze gemeente dat we stapsgewijs, met een overgangstermijn van 3 jaar, minder geld uit het gemeentefonds zullen ontvangen.
Accresmethodiek
Vanaf 2026 wordt de normeringsmethodiek aangepast. Hoe de nieuwe systematiek er vanaf 2026 uit gaat zien, is nu nog niet bekend.
Opschalingskorting
De oploop van de opschalingskorting is geschrapt voor de duur van deze kabinetsperiode. Tot 2026 levert het schrappen van de opschalingskorting voor de gemeente een voordeel op. Vanaf 2026 vervalt dit voordeel en blijft de opschalingskorting van cumulatief € 975 miljoen (landelijk) staan.
Septembercirculaire 2022
Volgens de landelijke richtlijnen moet de begroting 2023 gebaseerd zijn op de meicirculaire 2022 of de septembercirculaire 2022. Onze voorkeur is altijd om de septembercirculaire te verwerken, om te voorkomen dat kort na het vaststellen van de begroting al een begrotingswijziging moet worden gemaakt. Net als vorig jaar wordt de septembercirculaire 2022 opnieuw laat gepubliceerd, omdat Prinsjesdag laat valt. Dat betekent dat we de gevolgen van deze circulaire niet in de begroting kunnen verwerken, omdat de begroting dan al gereed is en het besluitvormingsproces is gestart. Het streven is om kort na het aanbieden van de begroting 2023 aan de raad de informatie van de septembercirculaire 2022 na te sturen, met een voorstel tot verwerking ervan in deze begroting.
Coronapandemie
We hebben de afgelopen jaren, via de uitkering gemeentefonds, rijksgelden ontvangen ter compensatie van (extra) kosten die gemeenten maakten als gevolg van de coronapandemie. Wij hebben deze gelden, voor zover niet besteed, gestort in de bestemmingsreserve Rijksmiddelen corona. Op het moment dat deze begroting is voorbereid, is Nederland weer open. Het is onzeker of dit ook zo blijft. Het coronavirus is er namelijk nog steeds, alleen is onbekend wat de impact in de toekomst zal zijn. De bestemmingsreserve Rijksmiddelen corona bedraagt op 31 december 2022 volgens de huidige prognose € 421.000,-. Wij adviseren deze bestemmingsreserve nog aan te houden tot minimaal medio 2023, zodat eventuele kosten als gevolg van de coronapandemie hieruit gefinancierd kunnen worden.